Van Nasca naar Arequipa
Een lange slopende reisdag zal het vandaag worden. In verband met verwachte verkeersomstandigheden moeten we om vijf uur ‘s morgens vertrekken. En de koffers al om kwart voor vijf bij de bus zetten. Gedienstig zitten we allemaal dan ook stipt op tijd in de bus. Tijd voor een normaal ontbijt is er niet. Daarom heeft het hotel voor ontbijt- en lunchpakketten gezorgd. Om precies vijf uur kunnen we nog niet vertrekken want Yoha, de reisleidster, is er nog niet. Even later komt ze paniekerig de bus in met een doos ontbijtpakketten. Het hotel had het verkeerd begrepen en was om kwart voor vijf bezig de tafels te dekken en het normale ontbijt klaar te zetten. Dan worden ze op het misverstand gewezen en in allerijl wordt loslopend personeel ingezet om ontbijtpakketjes te maken.
De route gaat de eerste uren langs de kust. Rechts zien we de oceaan en een woeste kust en links een wild berglandschap in grauw-bruine kleuren. Soms ook is er links én rechts een volstrekt kale vlakte. Het oogt grimmig en desolaat, je moet er van houden. Na enkele uren rijden komen we bij het punt waar tijdelijk de weg afgesloten is. We sluiten aan in de rij met voornamelijk vrachtwagens die stil staan voor de wegafzetting. Gelukkig zijn we slechts nummer 37 in de rij. Achter ons groeit de file gestaag. Blijkbaar staat hier iedere dag een dergelijke file, want er rijden karretjes rond met koffie, frisdrank, snoep en hapjes. Hier op deze asfaltweg staan we in totaal twee en een half uur stil. Ik wandel een beetje rond en naar de kop van de file. Langs de weg staan stenen muurtjes, vol geklad met politieke leuzen. Ideale plekken voor de sanitaire behoeften tijdens de wachttijd. Het is duidelijk te zien en te ruiken dat ik niet de eerste ben en dat velen voor mij het als een openbaar toilet beschouwd hebben.
Als we uiteindelijk verder kunnen, passeren we kleine dorpjes. Het lijken wel krottenwijkjes. Schamele huisjes van triplex en golfplaten bepalen het aanzicht. Een winkeltje, een garage, een kerkje en een politiepost, dat is het. Mensen leven hier arm en sober. Langs de weg zie ik een man staan met in de ene hand twee flesjes frisdrank en in de andere hand zakjes met nootjes. Hoopvol kijkt hij naar onze bus, zou hij wat kunnen verkopen? Zijn gezicht wordt somber als we voorbij rijden.
De hoogtepunten voor ons op deze reis zijn de toiletstops bij de benzinestations. Zodra de bus stopt rennen we de bus uit, richting de bordjes ‘baños’, of ‘servicio hygienos’. In lichte paniek komt de toiletmevrouw aanrennen en roepend: “un sol, un sol”. Meestal zijn het wel keurige toiletten en die ene sol wel waard. Pas in de laatste uren van de rit buigt de route af van de kust en gaat het land inwaarts via een slingerende bergweg omhoog naar het op 2300 meter hoogte gelegen Arequipa.
Het laatste stuk is druk met vrachtwagens die de hellingen met moeite nemen. Inhalen kan hier niet. Als we uiteindelijk Arequipa binnenrijden, is het al lang donker en belanden we in verkeersopstoppingen. Tegen acht uur ‘s avonds zijn we in het hotel en dan zijn we bijna vijftien uur onderweg geweest. Na deze slopende dag ga ik op het Plaza de Armas naar het eerste restaurant dat pizza heeft. Zo kom ik gelijk bij het ‘restaurant on top’ op het allerhoogste punt van de bebouwing van het plein met een dakterras dat op het fraai verlichte plein met z’n kathedraal neerkijkt. Na de pizza ben ik total loss en wandel terug naar het hotel, drie blokken naar het noorden.