Cusco laatste dag
Ondanks dat ik me vandaag beroerd voel, ga ik toch het centrum van Cusco in. Ik voel me ellendig, ik hoest doorlopend, ik krijg steeds niesbuien en ik heb keelpijn. De naar zegge zeer mooie kerk Iglesia de la Companion is om negen uur ‘s morgens nog dicht. Daarom ga ik op zoek naar een taxi die mij naar Q’oenko kan brengen. Deze archeologische opgraving staat op mijn ‘boleto de turistico’ en dus heb ik al voor de toegang betaald. Het is nog wel even zoeken naar een vrije taxi. Op één van de pleinen verwacht ik de meeste kans te maken. Op het San Francisco plein zie ik een geparkeerde taxi zonder passagiers. Aan de chauffeur laat ik een plaatje zien van Q’oenko, omdat de naam niet uit te spreken is. De rit kost 20 sol zegt hij. Dat weet ik af te dingen naar 15 sol. Dan zegt hij: “wacht even” en stapt uit. Direct komt hij met het voorstel om ook twee ‘girl friends’ mee te mogen nemen en dan kost mij de rit maar 10 sol. Dit is de best mogelijke deal. Twee jongedames die op het trottoir stonden, stappen in en nemen plaats op de achterbank, terwijl ik voorin zit. De taxi rijdt het centrum uit en de weg slingert omhoog tot ver boven de stad. Als we bij de archeologische site aankomen, betaal ik 10 sol en dan nog 2 sol fooi. De twee ‘girl friends’ blijven achter in de taxi zitten.
Veel had ik niet van Q’oenko verwacht en dat blijkt dan ook niet spectaculair te zijn. Ik vind het niet meer dan een verzameling stenen. Inderdaad, volgens mijn Dominicus gids, zijn er wat nauwe gangen, maar niet onderaards zoals vermeld staat. Snel heb ik het wel bekeken en voor de vorm maak ik een paar foto’s. Een taxi terug lijkt een probleem. Eventueel zou ik bij de entree kunnen vragen of men voor mij een taxi wil bellen, maar ik bekijk eerst de mogelijkheden. Er staan wel een aantal busjes bij de entree, maar dat is gereserveerd vervoer van die paar andere bezoekers die op het terrein lopen. Eigenlijk schijnt de weg terug goed te belopen te zijn. Ik wandel via de hoofdweg terug, zoals mijn taxi gekomen is. Al snel zie ik een reeks van lange trappen die naar het centrum lijken af te dalen. Ik neem de gok en in vijftien minuten ben ik in de wijk San Blas, een wijk die ik ken en waar ik zo ongeveer de weg weet.
Wat nu te doen? Iglesia de la Companion is nog dicht of weer dicht. Dan dwaal ik naar de Mercado van San Pedro. Hier koop ik op de overdekte markt een flinke zak met Coca-candy’s. Misschien helpt dat voor de hoest. Bij de grote Starbucks vestiging op de hoek van Plaza de Armas rust ik gratis uit in één van de gemakkelijke stoelen en maak gratis gebruik van het toilet. In zowat iedere grote stad is een Starbucks Café mijn toevluchtsoord. Je hebt daar alle voorzieningen en vaak een werkende Wifi.
Nog een keer ga ik proberen of de Iglesia de la Companion nu misschien open is. Al op afstand zie ik dat er nu een bruiloft gaande is. Dan ga ik maar op zoek naar een lunch. Bij het kleine restaurantje Pucara is het druk. Ze hebben nog wel een plaats voor één persoon. Ik bestel een bordje spaghetti con pollo. Het smaakt uitstekend, maar ik wist al van de vorige keer dat het bij Pucara goed eten is. Een knus restaurantje met snelle bediening en zonder verdere luxe.
Zo tegen twee uur ‘s middags ben ik weer terug op mijn hotelkamer. Ik voel me nog steeds beroerd en kruip het bed in met het plan om de rest van de middag te gaan slapen. Halverwege de middag word ik gewekt door een klop op de deur door de huishoudelijke dienst. De dame komt nog twee handdoeken brengen en ik slaap onrustig verder.
De afspraak met de groep is om half zeven te verzamelen voor een laatste gezamenlijke maaltijd. Ik twijfel, wel gaan, of niet gaan. Een kwartier voor tijd kleed ik me aan, eigenlijk om te gaan zeggen dat ik niet mee ga. Omdat ik me net iets beter voel, besluit ik op het laatste moment toch maar mee te gaan. We gaan naar ‘Inka Grill’, gelegen aan één van de zijden van de Plaza de Armas. We zitten weer aan een lange tafel voor twintig personen. Naarmate de groep groter is, wordt de wachttijd op het eten langer. Van het bordje ‘risotto guinua con pollo’ dat ik krijg vind ik alleen de kip lekker. De quinoa lijkt op een smakeloze brij. Het is wel één van de betere en dus duurdere restaurants. Als er In een hoek van de zaal een band begint te spelen, begrijp ik dat het hier nog een lange avond kan worden. Ik verwacht dat er ook nog een aantal speeches gehouden zullen gaan worden. Ik heb het benauwd en mijn hoofd voelt vol. Tijdens zo’n speech kun je moeilijk weglopen. Ik neem een besluit. Het blijkt mogelijk om snel mijn eigen rekening te betalen en ik meld de rest van de groep dat ik mijn bed in kruip en wens ze nog een prettige avond. Het is haast een vlucht het restaurant uit en bij de verhoogde drempel bij de ingang struikel ik. Het gaat nog net goed, zonder verdere schade op te lopen. Onderweg naar het hotel struikel ik nog een paar keer over alle op en afstapjes op het plein en bij het oversteken. Veilig bereik ik het hotel, waar ik direct het bed in stap en me verheug op de helende werking van een lange nacht.